19 maart 2018
We hebben het tijdens onze Podiumgesprekken vaak over wat Utrechters van hun woonplaats vinden, maar hoe kijken expats eigenlijk tegen onze stad aan? Stadspodium ging in gesprek met twintig leerlingen van NLeducatie, over veiligheid en over jezelf thuis voelen in de stad.
Bij NLeducatie kunnen mensen gratis Nederlandse taallessen volgen, zodat de deelnemers hun kansen in de samenleving kunnen vergroten. Met een groep van twintig cursisten ging Stadspodium het gesprek aan, met drie verschillende stellingen over de stad en de problemen die daarin spelen.
Het thuisgevoel
De ochtend werd afgetrapt met de stelling: ‘ Om je thuis en welkom te voelen in Utrecht, zal je eerst de Nederlandse taal moeten leren.’ De stelling maakte de tongen los. ‘ Hoezo is dat een voorwaarde?!’, klonk er al gauw verontwaardigd uit de klas. ‘ Je kan jezelf toch ook welkom voelen als je Engels spreekt?’ Een ander haakt op die opmerking in: ‘Dat is misschien wel zo, maar ik voel me meer thuis nu ik Nederlands met mijn omgeving kan spreken.’
Al snel gaat de discussie over wat jezelf thuis voelen eigenlijk is. ‘Thuis voelen is begrepen worden’, zegt een van de leerlingen, ‘dus Nederlands leren is in dit geval een voorwaarde. Sterker nog, het moet!’ Maar daar is een van de andere leerlingen het niet mee eens. ‘Door mijn uiterlijk en mijn hoofddoek vragen mensen nog altijd of ik Nederlands spreek. En ik woon hier al bijna 30 jaar!’
‘We hoeven niet allemaal zo zuur te doen’
Bij de tweede stelling – ‘Veel dingen in de stad gaan goed, maar er zijn genoeg dingen te verbeteren’ – waren er nauwelijks leerlingen die het oneens waren met de stelling. Slechts een persoon was het duidelijk oneens met de rest van de groep. Die vond dat het prima ging in de stad. ‘We hoeven niet allemaal zo zuur te doen, het gaat toch best goed?’
Met die opmerkingen waren de overige leerlingen het duidelijk niet eens. Zij somden gezamenlijk een lijst met verbeterpunten op voor de stad. Zo vond een van de leerlingen dat Utrecht te veel naar binnen keek. De stad zou een voorbeeld kunnen nemen aan Amsterdam en Rotterdam, twee steden die een duidelijke internationale aantrekkingskracht hebben. Een andere leerling vond dat er wel wat meer gedaan mocht worden aan de hondenpoep op straat. Ook mocht de buurtzorg wat behulpzamer zijn voor mensen die de taal nog niet machtig zijn en kon er op het gebied van medische zorg nog veel verbeterd worden.
Onveiligheid accepteren?
‘Utrechters moeten het gevoel van onveiligheid accepteren, het hoort bij deze tijd’, dat was de laatste stelling die besproken werd tijdens de sessie met NLeducatie. Vrijwel de hele groep was het oneens met de stelling. Een van de weinigen die het wel met de stelling eens was, had daar een duidelijke verklaring voor: ‘De media spelen een grote rol in ons gevoel van veiligheid. Ik geloof niet dat het nu onveiliger is dan tien of twintig jaar geleden.’
De rest van de groep kon zich niet in dat standpunt vinden. Ze deelden stuk voor stuk verhalen over het dealen van drugs op straat en bij de speeltuin, pogingen tot inbraak en schietpartijen in de wijk. Dat wilden ze niet accepteren.
Oplossingen
In het laatste gedeelte van de ochtend, waarin alle leerlingen met suggesties mochten komen voor een veiliger Utrecht, kwamen er veel ideeen op tafel. Zo mocht er wel wat meer politie op straat komen om de drugsdealers op straat aan te pakken. Ook zou er meer aan zwarte en witte scholen gedaan moeten worden om segregatie te voorkomen.
De leerlingen vonden, ondanks hun ideeen, wel dat oplossingen op de langere termijn vooral bij onszelf liggen. ‘Wij als burgers kunnen ook iets doen, door te stoppen met beeldvorming en het benoemen van groepen en door meer verbinding in de buurt. Dat creeert meer veiligheid.’